-
1 met iemand nog een appeltje te schillen hebben
met iemand nog een appeltje te schillen hebbenavoir un compte à régler avec qn.Deens-Russisch woordenboek > met iemand nog een appeltje te schillen hebben
-
2 een appeltje met iemand te schillen hebben
een appeltje met iemand te schillen hebbenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een appeltje met iemand te schillen hebben
-
3 appeltje
〈 figuurlijk〉♦voorbeelden:¶ met iemand nog een appeltje te schillen hebben • avoir un compte à régler avec qn.een appeltje voor de dorst bewaren • garder une poire pour la soif -
4 compte
compte [kõt]〈m.〉1 berekening ⇒ telling, (het) aftellen, (het) opsommen♦voorbeelden:compte rond • rond getalle compte est bon • de berekening kloptfaire le compte • de rekening opmaken, de optelling makenfaire le compte de qc. à qn. • iemand iets voorrekenencompte à rebours • (het) aftellen2 〈 figuurlijk〉 compte d'apothicaire • overdreven gespecificeerde, ondoorzichtige gepeperde rekeningun compte en banque • een bankrekeningcompte chèque postal • (post)girorekeningcompte en participation • gezamenlijke rekeningcompte des pertes et profits, compte des profits et des pertes • winst-en-verliesrekeningcompte courant • rekening-courantcompte courant postal • (post)girorekeningcompte joint • gezamenlijke rekening, en/of-rekeningpasser en compte • op de rekening boeken〈 informeel, figuurlijk〉 avoir son compte • zijn portie gehad hebben 〈 mishandeld, dood of dronken zijn〉〈 figuurlijk〉 demander son compte • zijn loon verlangen, zijn baan opzeggendonner son compte à qn. • iemand betalen; iemand ontslaanle compte n'y est pas • de rekening klopt nietil n'a pas touché son compte • hij heeft niet gekregen waar hij recht op heefty trouver son compte • aan zijn trekken komens'installer, s'établir à son compte • voor zichzelf beginnenêtre à son compte • zelfstandig zijnprendre qc. à son compte • de verantwoording op zich nemenpour mon propre compte • voor mezelfacheter pour son propre compte • voor eigen rekening kopenpour le compte de • voor rekening van, in opdracht vanmettre qc. sur le compte de qn. • iets op iemands rekening schrijven, iemand iets verwijtenrendre compte de qc. • verslag uitbrengen over iets, iets vermeldense rendre compte de qc. • zich rekenschap geven van iets, iets beseffentu te rends compte! • stel je eens voor!compte rendu • verslag, recensie, beoordelingtenir compte de • rekening houden metêtre loin du compte • ver van de werkelijkheid verwijderd zijn, er ver naast zittenà bon compte • goedkoopil s'en est tiré à bon compte • hij is er goedkoop, zonder kleerscheuren vanaf gekomenà ce compte-là • zo beschouwd, als je zo redeneert, als iedereen zo zou denkenprendre en compte • rekening houden metpour mon compte • wat mij betreftlaisser pour compte • laten zitten, links laten liggenun laissé pour compte • een door iedereen in de steek gelaten persoon; 〈 van dingen〉 een afdankertjem1) berekening, telling2) rekening3) voordeel4) rekenschap, verantwoording -
5 oeuf
oeuf [uf],oeufs [eu]〈m.〉1 ei♦voorbeelden:l'oeuf de Colomb • het ei van Columbusoeuf de ferme • scharreleien forme d'oeuf • eivormigjaune d'oeuf • dooier, eigeeloeufs à la neige • nagerecht met gepocheerd eiwitschuimoeuf de Pâques • paaseioeuf au plat, sur le plat • spiegeleioeuf brouillé • roereioeuf clair • onbevrucht eioeuf dur • hardgekookt eioeuf nain • windeiplein comme un oeuf • ei-, tjok-, propvol〈 informeel〉 quel oeuf! • wat een stomkop!battre des oeufs • eieren klutsenbattre des blancs d'oeufs en neige • eiwit stijfkloppen〈 informeel〉 va te faire cuire un oeuf! • krijg de klere!étouffer dans l'oeuf • in de kiem smoren〈 spreekwoord〉 il ne faut pas mettre tous ses oeufs dans le même panier • men moet niet alles op één kaart zettentuer dans l'oeuf • in de kiem smoren1. mei2. oeufsm pl -
6 bone
n. bot, been; graat--------v. botten krakenbone1[ boon] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 been ⇒ beenachtige stof, ivoor♦voorbeelden:1 as dry as a bone • kurkdroog, beendroogI can feel it/it is in my bones • ik weet het zeker, ik voel het aankomenham off the bone • ham van het beenchilled/frozen to the bone • verkleumd/bevroren tot op het bothe is a communist to the bone • hij is communist tot in het mergno bones broken? • sans rancune?, even goede vrienden?make no bones about • niet aarzelen omhave a bone to pick with someone • met iemand een appeltje te schillen hebben————————bone21 benen ⇒ van been/balein, ivoren————————bone3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:————————bone4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 bone dry • kurkdroog, beendroogbone idle/lazy • aartslui -
7 have a bone to pick with someone
-
8 avoir un compte à régler avec qn.
avoir un compte à régler avec qn.Dictionnaire français-néerlandais > avoir un compte à régler avec qn.
-
9 avoir un oeuf à peler avec qn.
avoir un oeuf à peler avec qn.Dictionnaire français-néerlandais > avoir un oeuf à peler avec qn.
-
10 Hühnchen
Hühnchen〈o.; Hühnchens, Hühnchen〉♦voorbeelden:1 〈informeel; figuurlijk〉 mit jemandem ein Hühnchen zu rupfen haben • met iemand een appeltje te schillen hebben -
11 mit jemandem ein Hühnchen zu rupfen haben
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > mit jemandem ein Hühnchen zu rupfen haben
-
12 appel
-
13 chien
chien1 [sĵjẽ]〈m.〉♦voorbeelden:chien de chasse • jachthondchien de garde • waakhondchien de temps, temps de chien • hondenweerchien courant • jachthond(la rubrique des) chiens écrasés • de gemengde berichtenfaire le jeune chien, être bête comme un jeune chien • zo dartel zijn als een jonge hondattention! chien méchant! • pas op voor de hond!garder à qn. un chien de sa chienne • nog een appeltje met iemand te schillen hebbenn'être pas bon à jeter aux chiens • het aankijken niet waard zijn〈 spreekwoord〉 qui veut noyer son chien l'accuse de la rage • als men een hond wil slaan, kan men licht een stok (knuppel) vindenporter des chiens • een pony dragense regarder en chiens de faïence • elkaar stilzwijgend zitten uit te dagenmalade comme un chien • zo ziek als een honds'entendre, vivre comme chien et chat • als kat en hond levennager comme un chien de plomb • zinken als een baksteenen chien de fusil • met opgetrokken knieën————————chien2 [sĵjẽ],chienne [sĵjen]1. m1) hond2) elegantie, charme, sex-appeal3) haan [geweer]2. chien/chienneadj1) gemeen, hardvochtig2) gierig, zuinig -
14 garder à qn. un chien de sa chienne
garder à qn. un chien de sa chienneDictionnaire français-néerlandais > garder à qn. un chien de sa chienne
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский